Ajax en Sjaak Swart, al 75 jaar onverbrekelijk

donderdag, 11 september 2025 (09:33) - Ajax Clubsite

In dit artikel:

Op 11 september 1950 trad de twaalfjarige Jacques “Sjaak” Swart toe tot Ajax, waarmee deze ras-Ajacied in 2025 zijn 75-jarige band met de club viert. Het verhaal van Swart belicht niet alleen zijn latere roem als Mister Ajax, maar vooral de jeugdjaren die maakten wie hij werd: een straatvoetballend talent uit de Dapperbuurt dat dankzij doorzettingsvermogen, vaderlijke training en de vroege opleidingsmethoden van Ajax uitgroeide tot sterspeler.

Swart werd in 1938 geboren en groeide op in de Reinwardtstraat, vlak bij station Muiderpoort. Zijn vader Louis, zelf een voetbalfanaat en technisch rechtsbuiten, nam hem op jonge leeftijd mee naar thuisduels in De Meer. Daar ontstond Sjaaks liefde voor Ajax en idolen als Guus Dräger. Het straatvoetbal in de buurt — putvoetbal, partijtjes voor en na school — diende als dagelijkse leerschool: constant balcontacten, harde schottrainingen en een onverzadigbare wil om beter te worden. Die gewoonte om overal te oefenen leverde hem zowel technische ontwikkeling als een onstuitbare drang om te winnen op.

Zijn eerste officiële stappen waren kort bij TDW Centrum, waarna hij naar OVVO ging, de club waar zijn vader speelde. Een jeugdwedstrijd tegen Ajax-opgeleiden — waarin Swart vijfmaal scoorde in een 7-0-zege — trok de aandacht van een Ajax-bestuurslid. Na een proefselectie behoorde hij tot twee jongens die daadwerkelijk werden aangenomen; als verjaardagscadeau kreeg hij zijn eerste Ajax-shirt. De blijdschap werd echter snel overschaduwd: kort na zijn opname in de club stierf zijn moeder, wat een blijvende indruk op hem achterliet en volgens biografen mede de intense toewijding aan Ajax verklaart.

Bij Ajax doorliep Swart alle jeugdelftallen. Hij trainde in die jaren twee keer per week onder leiding van de legendarische Jack Reynolds, de Britse technisch directeur die de jeugdopleiding sterk vormgaf. Swart begon als rechtsbinnen, speelde vaak met oudere jongens en maakte indruk op trainers en verslaggevers door zijn pittige spel en doelgerichtheid. De combinatie van trainingen bij de club, aanvullende sprint- en sprongtrainingen bij atletiekvereniging Sagitta en de vele uren straatvoetbal vormde de basis van zijn fysieke en technische ontwikkeling.

De schoolprestaties leden onder die focus op voetbal; Swart verliet de mulo in de derde klas en nam baantjes als visverkoper en als hulp op een boekhoudafdeling. Zijn doorzettingsvermogen werd beloond: zes jaar na zijn aanname maakte hij op 16 september 1956 zijn officieuze doorbraak in Ajax 1 tijdens een bekerwedstrijd, waarin hij meteen een doelpunt maakte. Kort daarna tekende hij zijn eerste contract — beloningen die nu pittoresk laag lijken: bijvoorbeeld veertig gulden bij winst en vijf gulden voor een training.

Swarts loopbaan bij Ajax viel samen met de spectaculaire opkomst van de club op nationaal en internationaal niveau. Waar Ajax halverwege de twintigste eeuw nog relatief onbekend was buiten Nederland, groeide het uit tot wereldtop in latere decennia; successen als meerdere landskampioenschappen, nationale bekers en drie Europese bekers I en een wereldtrofee behoren tot de erelijst waaraan Spelers als Swart bijdroegen. Swart zelf bleef tot 1973 als speler actief, en ook na zijn afscheid verbonden aan de club; in 2010 werd hij wegens zijn grote verdiensten door Ajax benoemd tot erelid.

Het portret dat uit zijn jeugdverhalen, interviews en biografieën naar voren komt, is dat van een Amsterdamse jongen die met de bal vergroeid raakte, gevormd door een voetbalminnende vader en een buurt vol oefenplekken. Zijn vroege verlies en de intensieve training zorgden voor een bijna obsessieve toewijding aan het spel en aan Ajax. Die combinatie van achtergrond, talent en mentaliteit maakte van Sjaak Swart een icoon — niet alleen door zijn prestaties op het veld, maar ook door de levenslange band met de club die al in 1950 begon.